[Previous entry: "3. Sanma-Tenga"] [Next entry: "5. Encore plus de particularités"]
11/17/2007: "4. Que de hauts, que de bas"
Ook dagen van tegenslag. Maar geen paniek! Klik op 'link' om de hele tekst te lezen.
‘Que de hauts, que de bas. C’est la vie dans ce monde. Triste realité’, aldus de hier immens populaire Malinese popsterren ‘Amadou et Mariam’. Ik hoor de betreffende hit regelmatig voorbijkomen en de songtekst is erg toepasselijk, want mijn leventje in Afrika gaat zoals verwacht niet meer alleen over rozen.
Siaka en Issouf wisselen elkaar af in het veld. Op het moment is Siaka bij zijn Marguerite en de nog ongeboren Ivan Yaméogo. Issouf is nu mijn assistent in Korsimoro. Dat is ook heel gezellig, maar anders. Issouf is niet zo’n voetbalfanaat als ik of Siaka. Bovendien is Issouf overtuigd moslim en dat betekent dat hij niet meedoet met het SO.B.BRA-bier en de dolo. Dat is verder natuurlijk niet erg, maar het bier is in mijn eentje toch minder lekker en ik voel mijzelf zonder Siaka in de ‘football sportsbar’ toch niet echt op m’n plek. Gevolg is dat ik de meeste avonden thuis doorbreng, terwijl Issouf mij vermaakt met zijn banale poep-, pies- en vooral eindeloze seksgrappen. Ik kan er nu nog wel om lachen, maar reeds kan ik mij goed voorstellen dat over een paar weken het gemis van een ‘normaal’ gesprek mij zou kunnen gaan opbreken.
‘Poulet televisé’ of zoals ik gewoon zeg: ‘Televisiekip’. Dat zijn de uiterst onbetrouwbare stukken gebraden gevogelte die je vindt in van die vitrines aan de kant van de weg. Als je laat thuiskomt van een nacht dansen en SO.B.BRA in Ouaga is de verleiding moeilijk te weerstaan en zoals iedereen hier alles verklaart als zijnde ‘de wil van God’ kan ik zeggen; God straft meteen. De hele nacht overgeven en de volgende dagen flinke diarree, dat is geen pretje. Vooral die diarreeaanvallen zijn verraderlijk. In BunaSol, het laboratorium waarin ik in de weekeinden bezig ben, kijken de Burkinabè’s raar op als de Hollandse nasara om de haverklap vanuit het niets op zijn slippers naar het toilet begint te sprinten. De imitatie-poepgeluiden en het plezier gekraai is tot ver in de gang te horen. Ik ben godzijdank immer op tijd geweest, anders was het feestje voor de Burkinabè’s helemaal compleet geweest. Grote misvatting is overigens de veronderstelling dat er in Ouaga toiletpapier op de wc’s aanwezig is. Onbegrijpelijk hoe de Burkinabè’s dat aanpakken. Met de blote handen wellicht…
Dat laboratorium hier, dat slaat echt helemaal nergens op. De ovens zijn hartstikke kapot, veel van de flesjes en potjes zijn gebroken of lek en alles is bedekt met een dikke, hardnekkige laag van stof dat geloof ik vanuit de Sahara komt meewaaien met de ‘harmattan-wind’. Mijn monsters worden soms zonder pardon door de schoonmaker in de prullenbak gegooid! Iedereen is verschrikkelijk slordig en traag en het lukt me totaal niet om duidelijk te maken wat ik gedaan wil hebben. Met de beste bedoelingen doen ze wel alsof ze alles prima begrijpen, maar uiteindelijk gebeurt er helemaal rien. Daarbij komt dat er maar één weegschaal is die iedereen elke dag wil gebruiken. Het is onmogelijk om die weegschaal te reserveren. Men hanteert hier nog het principe ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’. Ik kom dus maar gewoon vroeg in de ochtend en verder heeft iedereen de rest van de dag pech. Maar ik heb het vermoeden dat de overige weegschaal-gebruikers het helemaal niet zo erg vinden om telkens vanwege mij een middagje vrij te ‘moeten’ nemen.
Ook in het veld is het niet altijd even gemakkelijk. Mijn FDR-sensor begeeft het zo nu en dan vanwege de hitte en op zulke momenten ergeren de vliegen in m’n ogen en oren me mateloos. De voortdurend brandende zon maakt me loom en ongeconcentreerd. Ik heb dan ook de gewoonte aangenomen op het heetst van de dag even een dutje te doen onder een boom. Frappant is overigens de grote hoeveelheid gieren in de lucht boven mij wanneer ik weer wakker word. Het is net als in Lucky Luke. Alsof ze weten dat de nasara hier niet gewend is en misschien wel eens het loodje zou kunnen gaan leggen…
In de veronderstelling vast wel ergens in Ouagadougou een mooi klassiek Afrikaans gitaartje te kunnen bemachtigen, besloot ik mijn gitaar vanuit Amsterdam niet mee te nemen. Dit blijkt de stomste zet ooit. Mijn zoektocht duurt nu al bijna drie weken. Alle instrumentenwinkeltjes ga ik af. Siaka en Issouf bellen al hun connecties, maar tevergeefs. Waarschijnlijk is er heus wel ergens een gitaar te vinden, maar het is zo vreselijk moeilijk om te weten te komen waar. Ik vind alleen maar honderdduizenden djembe’s. Ik word helemaal stapelgek van al die trommels!
Enfin, ik ben op z’n zachtst gezegd niet altijd even gecharmeerd door de ongestructureerde facetten van het Afrikaanse leven en zoek mijn troost geregeld in de kommetjes dolo. Maar ik mag niet klagen natuurlijk, want in zekere zin was dit juist wat ik wilde meemaken. ‘Vive le désordre d’Afrique’ schreef ik nog de eerste week, dat zal ik niet vergeten. Wellicht kan ik de geordende Westerse wereld bij terugkomst beter waarderen en dat is ook wat waard.
Na deze klaagzang over mentale, fysieke en logistieke ongemakken zullen wederom de frivole verhaaltjes over alle excentrieke ervaringen in dit enerverende land de toon aangeven, dat beloof ik. Op sommige momenten echter zakt de moed mij een beetje in slippers. Niets dan lof zou aldus een verkeerd beeld geven.
Een paar kommetjes traditioneel dolo-bier, daar kikker je van op!
Laat ook een berichtje achter. Maar zoals iedereen behalve keizer Caesar van Schelven inmiddels wel weet; gebruik geen enters, anders doet-ie niks…